14 juni 2021 | Interview
Als enige haven ter wereld heeft Port of Amsterdam besloten om vanaf 2030 niet langer actief te zijn in steenkolen. Rigoureuze stap voor de tweede kolenhaven van Nederland en Europa. Strategische stap, vindt Eduard de Visser, hoofd Strategie en Innovatie. ‘Hiermee inspireren we bedrijven die zich richten op schone energie om zich hier te vestigen.’
Wat betekent de energietransitie voor Port of Amsterdam?
“Overgaan op alternatieve energiebronnen die niet schadelijk zijn, is veel meer dan alleen een energie transitie. Doordat onze focus naar andere energiedragers verschuift, verandert bijna alles in de haven. Bedrijven zullen zich aanpassen en meegaan in de transitie, maar er komen ook bedrijven bij die hier nog niet waren. Uit andere branches: recycling, circulaire chemie en synthetische brandstoffen bijvoorbeeld.”
Hoe is de haven veranderd door die transitie naar duurzame energie?
“De haven blijft een doorgeefluik voor goederen van en naar de EU en Nederland, zoals aluminium, papier, hout en roll-on, roll-off (voertuigen, red.). Daarnaast zijn we groot in de opslag en handel van energiedragers. Daarin zal het meest veranderen. Kolencentrales gaan dicht, er rijden steeds meer elektrische auto’s rond, nieuwe, schonere brandstoffen doen hun intrede, transport wordt steeds efficiënter, waardoor brandstof efficiënter gebruikt wordt. Dit zijn allemaal factoren die van invloed zijn op de vraag naar die brandstoffen waar de haven zo groot in is.”
Betekent dat dat een deel van de handel van de haven verdwijnt?
“De handel verandert, maar dat gebeurt al vanaf het begin van de haven, 750 jaar geleden. Handel verdwijnt, maar daar komt nieuwe handel voor terug en dat is een heel positieve ontwikkeling. We zijn in Port of Amsterdam al een tijd bezig met de energietransitie. Een paar jaar geleden maakten we de keuze om per 2030 niet langer actief te zijn in steenkolen. Als eerste en nog steeds enige haven ter wereld. Dat was een strategische stap, want hiermee inspireerden we bedrijven die zich richten op schone energie om zich hier te vestigen. Een toename van die bedrijven vergroot de kansen voor energietransitie in de metropoolregio. Het kan zelfs de CO₂-reductie in heel Nederland versnellen. Daarvoor is namelijk gespecialiseerde expertise nodig en die hoeven we nu niet meer van ver te halen. Ook met de nieuwe generatie energiedragers willen we als haven een hoofdrol blijven spelen.”
Hoe vertaalt zich die focus van Port of Amsterdam op duurzaamheid?
“Ten eerste met een focus op groene elektriciteit: windmolens in zee en zonneparken. Voor de kust van IJmuiden komt een van de grootste offshore windparken van Nederland. De tweede focus is het opschalen van de productie van groene brand – stof. Op het terrein van Tata Steel bouwen we samen met Nouryon een groene waterstoffabriek. De fabriek gebruikt groene stroom van het offshore windpark. De waterstof uit de fabriek gaat naar de haven van Amsterdam, door een pijp die we samen met de Gasunie aanleggen. Deze groene waterstof gaat onder andere naar een bedrijf dat synthetische kerosine produceert. Dat is kerosine die niet gemaakt is van aardolie, maar met groene waterstof. Dat bedrijf is een initiatief van Port of Amsterdam, in samenwerking met Schiphol. In 2024 is de eerste synthetische kerosine beschikbaar. Een duurzaam alternatief voor reguliere kerosine, dé brandstof in de burgerluchtvaart.”
Dan een andere gamechanger: covid-19. Wat heeft corona voor effect op het Havenbedrijf?
“Het maakte duidelijk dat de haven een belangrijke functie heeft in de bevoorrading van vitale goederen en diensten van Nederland, om maar met iets positiefs te beginnen. Het grootste effect heeft corona op de overslag van kolen, die daalde met tientallen procenten in 2020. De vraag vanuit de staalverwerkende industrie uit Duitsland lag ineens stil. Gelukkig is er ook herstel, door de focus op andere sectoren als duurza – me energie en de containermarkt.”
Het thuiswerken heeft een enorme vlucht genomen. Een positieve ontwikkeling?
“Voordeel daarvan voor mij is dat ik vaak een mooie wandeling maak tijdens vergaderingen. Maar het heeft ook nadelen. Het is bijvoorbeeld lastiger geworden om nieuwe samenwerkingen aan te gaan omdat je elkaar niet kunt zien. Bij zoiets groots als de energietransitie is het noodzakelijk om allianties aan te gaan die sectoren – de luchtvaart, de haven – overstijgen. Dat blijft mensenwerk: het gaat het best met face-to-facecontact. Mensen maken het verschil, dat blijft zo.”