Golvende globalisering

  30 augustus 2017  |    Interview

In gesprek met: Prof. dr. Oedzge Atzema – Hoogleraar Economische Geografie at Universiteit Utrecht 

Wat is globalisering eigenlijk?

“Een op het eerste oog een eenvoudige vraag, maar globalisering heeft voor iedereen een andere betekenis. Bekijk je het vanuit de media, dan zie je dat onze wereld kleiner is geworden. Een modderstroom in Sierra Leone lijkt even dichtbij als een steekpartij in mijn stadje (Utrecht). Met een ICT-bril op zie je dat er steeds meer data en geld (en indirect ook goederen en mensen) over de aarde reizen. Nieuwe technologieën zijn een enorme push achter globalisering. Maar ook de (arbeids)migratie voorheen van Oostblok naar USA, en Turkije/Marokko naar Nederland en het huidige vluchtelingenvraagstuk vormen onderdeel van globalisering. Bekijk je dit vanuit de economische geopolitiek, dan zie je eerst de dominantie van de UK en de USA en daarna de opkomende Asian Tigers in de jaren ‘80 gevolgd door de BRIC-landen (Brazilië , Rusland, India en China). Economische machtsverhoudingen verschuiven. Vanuit de muziek gezien zie je globalisering in de vele fusionvormen die zijn ontstaan.”

Wat is dan uw definitie van globalisering?

“Ik heb het liever over mondialisering. Mijn vakgebied, de Economische Geografie, bekijkt mondialisering als het steeds verder integreren van de wereld. De mate van onderlinge verbondenheid en interdependenties van landen en plekken in de wereldeconomie vormt de kern van het mondialiseringsproces. Dit is een voortdurend proces, met een lange historie en een onzekere toekomst. Bedrijven met een schaalvergroting van productie en (internationale) afzetmarkten zijn de dragers van de mondialisering. En je ziet dat technologie steeds meer verspreidt en de mondialisering aanjaagt. Dit heeft tezamen een enorme economische groei op wereldschaal voortgebracht en steeds meer culturele hindernissen doen wegnemen en nieuwe hindernissen doen ontstaan. Bovendien is die welvaart niet gelijk verdeeld.”

Wanneer valt het begrip globalisering?

“Het begrip globalisering stamt oorspronkelijk uit de jaren dertig. Het was toen een cultuurkritische stroming die zich verzette tegen de expansie van onze Westerse dominante cultuur. Denk aan Coca Cola dat toen voor het eerst overal ter wereld te krijgen was. Deze antagonisten keerden zich tegen de homogenisering van onze cultuuruitingen. Daarnaast waren er protagonisten die mondialisering juist zagen als een bewijs van de kracht van het kapitalisme.”

Wanneer start deze globalisering?

“Globalisering gaat in golven. De eerste golf valt niet geheel onlogisch samen met de opkomst van de industrialisatie in de Westerse landen rond eind 19de eeuw. Waarom? Voor het eerst in de menselijke geschiedenis daalden de prijzen van internationaal verhandelbare goederen. De handel groeide daardoor harder dan de productie. Grondstoffen zoals kolen en staal werden internationaal verhandelbaar, waarde toevoeging vond in steeds meer verschillende landen plaats. Sommigen in ons veld zien de ontdekkingsreizen en de kolonieën als eerste tekenen van mondialisering. Dat was echter gewoon handel. Wij haalden schaarse goederen (‘iets is peperduur’) uit de kolonieën en verscheepten die naar Europa. Er was toen geen sprake van prijsreductie als gevolg van toenemende internationale concurrentie en goedkope productiefactoren. Dat was wel het geval in de tijd van de industrialisatie. Na de industrialisatie volgen twee wereldoorlogen en daartussendoor de grote depressie van begin jaren ‘30. De internationale handel stokt, protectionisme steekt de kop op. Daarmee komt een eind aan de eerste mondialiseringsgolf.”

De 2de golf – Wederopbouw, schaalvergroting en spreiding (1945 – 1980)

“Na de oorlog krijgt de mondialisering weer een extra impuls. Met onder meer het Marshall plan van de Amerikanen worden de Europese en Japanse afzetmarkten uit het slop getrokken. Het is de tijd van de wederopbouw. De internationale handel en mondialisering zwelt aan. Bedrijven gaan over op verdere standaardisering. Dit geldt ook voor de logistiek zoals in de zeevaart waar de container het stukgoed vervangt. In de luchtvaart worden vliegtuigen steeds groter zodat ze meer mensen tegelijkertijd kunnen vervoeren. Dit maakt het verschepen van goederen en personen gemakkelijker en goedkoper. Vliegen was tot dan toe alleen weggelegd voor de ‘happy few’.”

“In dezelfde tijd verandert de kijk van de overheid op de economie. Het Keynesiaanse gedachtengoed geeft de toon aan in tal van westerse landen (stimulering van de effectieve vraag door overheidsinvesteringen). Mondialisering zorgt voor groei van de welvaart die vervolgens uit oogpunt van rechtvaardigheid wordt gespreid over tal van regio’s. Als we kijken naar onze Nederlandse postzegel, dan zien we een overheidsbeleid dat gericht is op regionale spreiding van werkgelegenheid, bedrijven en functies. Dit is de periode dat de PTT (toen nog een overheidsbedrijf) naar Groningen verhuisde om arbeid te spreiden. Ook het havenbeleid is gericht op spreiding. Delfzijl, Vlissingen, Den Helder, Rotterdam, Amsterdam. In de luchtvaartsector staan regionale vliegvelden in de belangstelling van de overheid.”

“In het begin van de jaren tachtig vlakt deze tweede golf van mondialisering af, althans in Nederland. Steeds meer industriebedrijven verplaatsten hun productie naar landen met lagere lonen. De Nederlandse industrie staat aan de vooravond van een grootscheepse herstructurering. Nederland wordt dan geleidelijk een dienstenland .”

3de golf – Vrijhandel, concurrentie en concentratie (1980 – 2017)

“In deze tijd verandert niet alleen de structuur van de economie, maar ook de dominante politiek. Om de wereldeconomie aan te jagen wordt, onder aanvoering van Amerika (Reaganomics) en de UK (Thatcherism) neoliberaal gedachtegoed gepredikt. Handelsbarrières worden geslecht, zodat de handel (van geld en goederen) vrij kan verlopen. Het ene vrijhandelsakkoord na het andere wordt getekend. In 1995 wordt de Word Trade Organisation opgericht. We zien dan ook de impact van de digitalisering van geld en de enorme mogelijkheden die ICT bieden aan investeerders en banken. Met een druk op een knop kunnen Direct foreign investment (DFI) over landsgrenzen heen.”

“In dit steeds internationaler wordende krachtenveld doet de Nederlandse economie er goed aan om haar concurrentiepositie te verbeteren. In 1990 verschijnt het boek ‘The Competitive Advantages of Nations’ van bekende Harvard econoom Michael Porter. Hij pleit voor een offensieve strategie waarbij landen zoveel mogelijk gebruik maken van hun intrinsieke voordelen. Daarbij gaat om de manier waarop landen hun economie organiseren (bijvoorbeeld het tegengaan van kartels), om de omvang en kwaliteit van de binnenlandse vraag (bijvoorbeeld de koopkracht van de bevolking), om de specialisatie en clustering van sectoren (bijvoorbeeld de agro food sector of de high tech sector) en om de aanwezigheid van productiefactoren (bijvoorbeeld de geschiedenis van de delta-economie). Bij dat laatste gaat het niet alleen om de aloude strijd tegen het water, maar vooral om het benutten van de poortfunctie van Europa. In deze tijd werd de term mainport gemunt: de schakelfunctie van de haven van Rotterdam en de luchthaven Schiphol tussen intercontinentale stromen en die met het Europese achterland. Met Schiphol hoopt Nederland de concurrentie aan te gaan met de andere Europese FLAP-mainports: Frankfurt, London en Parijs. Het is logisch dat juist in die jaren ook Schiphol Area Development Company het licht ziet.”

“Nederland is in die tijd op zoek naar een nieuwe profilering in de globaliserende wereldeconomie. Men richt zich op de vestigingswensen van internationale bedrijven, zoals een vriendelijk belastingklimaat, een hooggeschoolde beroepsbevolking en de kwaliteiten van onze steden. De mainports zelf moeten het hebben van goede dienstverlening en vlotte afhandeling van het transferverkeer. De Nederlandse markt alleen is te klein om de concurrentieslag met de mainports in andere Europese landen aan te gaan.”

“Deze overwegingen krijgen ook hun beslag in de herijking van het Nederlandse ruimtelijke ordeningsbeleid. In de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening buigt minister Ed Nijpels het beleid van regionale spreiding om in een beleid gericht op de versterking van de stedelijke concentraties aan functies. Daarnaast werd het belang van goede achterlandverbindingen onderstreept (Betuwelijn naar Duitsland, ‘high speed’ trein naar Parijs). Het toenmalige kabinet werd voor het eerst een Randstad kabinet genoemd. Maar dit VVD-CDA kabinet sneuvelde voordat de Vierde Nota vastgesteld kon worden. Het volgende kabinet (Lubbers III: CDA en PvdA) kwam met bijgesteld beleid, waarbij minister Hans Alders prioriteit gaf aan meer woningbouw voor de mensen (de bekende Vinex-wijken) en verduurzaming van de Mainport strategie. Later zou Alders voorzitter van de naar hem genoemde Tafel betrokken blijven bij de (gelimiteerde) groei van Schiphol.”

Komt er een 4de golf? (2017 – …)

“De derde mondialiseringsgolf lijkt tegenwoordig over z’n hoogtepunt heen. Daar is een aantal signalen voor. Neem de Brexit, de algehele Euroscepsis of het protectionisme dat Trump verkondigt. Ook de nationalistische tendensen in Europa en in Nederland doen vermoeden dat we ook qua internationale migratie de grenzen van de groei bereikt zijn. Ook uit linkse hoek klinken steeds meer kritisch geluiden (bijvoorbeeld rond TTIP). Steeds meer mensen wijzen erop dat de welvaart die mondialisering brengt ongelijk is verdeeld. Een steeds kleinere groep mensen en landen profiteert van mondialisering en dit is dan ook een belangrijke drijfveer onder de toenemende scepsis.”

“In Nederland bestaat ondanks de debacles van de Fyra en de Betuwelijn en de buitensporige groei van Schiphol nog steeds brede consensus over de in de jaren tachtig ingeslagen weg van efficiënte mainports en vlotte achterlandverbindingen. Toch hangt er een bijstelling van de ruimtelijke strategie in de lucht. Buiten de Randstad groeien de logistieke hotspots Venlo en Tilburg als kool. Schiphol zoekt al dan niet noodgedwongen naar uitbreidingsmogelijkheden op de vliegvelden van Eindhoven en Lelystad.”

“Deze hernieuwde neiging tot spreiding sluit goed aan bij veranderingen in het bedrijfsleven. De toenemende complexiteit van waardensystemen vormen mogelijk de aanzet voor een vierde golf van mondialisering, waarbij netwerkorganisaties en interactiemilieus steeds belangrijker worden. De voordelen van nabijheid nemen dan af en de voordelen van connectiviteit juist toe. Nu de kennisintensiteit van ons werk toeneemt, zal de spreiding van aantrekkelijke locaties groter worden. Dat is mede mogelijk door de verbeterde logistiek en de communicatiemogelijkheden.”

Wat is er te zeggen over de lange termijn?

“Het 3D printen zou wel eens de grootste disruptie voor locatieontwikkeling kunnen zijn. Dat zou een groot deel van de inrichting en de goederenstromen op z’n kop kunnen zetten. Mogelijk dat dit leidt tot een herwaardering van de kwaliteit van bepaalde vestigingsplaatsen. Globalisering en localisatie gaan dan (weer) hand in hand. Maar ook het omgekeerde kan gebeuren, namelijk dat bedrijfsactiviteiten steeds meer ‘footloos’ worden. De band tussen mondialisering en locatiegebondenheid wordt dan steeds dunner. Het kan dus beide kanten op. Maar het zal hoe dan ook nog wel even duren voordat innovatie zoals de 3D printing daadwerkelijk doordringen in het spreidingspatroon van logistieke en andersoortige bedrijfsactiviteiten. SADC doet er verstandig aan om de opkomst van de vierde golf van mondialisering nauwlettend in de gaten te houden, maar het is nog veel te vroeg er nu al actie op te ondernemen.”